Euro’s springen weg

8 oktober 2016 - Flinders Ranges, Australië

Zaterdag 8 oktober 2016

Onze buurman stookt al vroeg het houtvuur op om water te koken voor de thee. De wind staat nog steeds in onze richting. Wij besluiten hier niet te blijven.

Onze dag begint met een wandeling naar Hill’s Homestead. Een voormalige ruïne, in 1995 volledig gerestaureerd. Eind 19e eeuw kwam de familie Hill naar het dal tussen de bergen en begon een schapenboerderij. Op enkele borden staat het verhaal over het leven van dit gezin in de eerste helft van de 20e eeuw. Op voorschrift van de regering begon de familie met 22000 dieren. Veel te veel voor deze omgeving, vooral in jaren van droogte. Omdat er geen wegen waren, was het moeilijk om schapen en goederen naar de bewoonde wereld te transporteren. De zoons waren jaren bezig om een weg aan te leggen. Toen die klaar was, kwam na een lange periode van droogte er een hevige regenbui. Goed voor het vee en de gewassen, maar de moeizaam aangelegde weg spoelde helemaal weg en het werk kon opnieuw beginnen.

Vanaf de Homestead lopen wij over een rotspad tegen de berghelling naar de Wangarra Lookouts. Een lager en een hoger gelegen uitzichtpunt. Vandaar kijken wij uit over de kom tussen de bergring. Bossen alom. In het dal en tegen de hellingen. Beneden her en der grasvelden, waarschijnlijk vroeger gebruikt om schapen te laten grazen.

Na de lunch verlaten wij de camping en rijden in noordelijke richting. Wij komen in een golvend landschap terecht. Eén grote bloemenzee. Blauwpaarse klokjes hangen aan dunne, rechtopstaande  steeltjes in de zon. Samen vormen zij tapijten van wildflowers. Vrij liggen, maar ook onder de bomen, het maakt niet uit. Overal bloemen. Verderop zijn er ook velden met witte bloemen. Vreemd genoeg liggen de bloemenvelden soms vlak naast elkaar, maar mengen de bloemen zich nauwelijks. Tegen een helling groeien struiken met gele bloemen. Het kleurenpalet is compleet. Blauwe, witte, gele bloemen, daarboven bruine bergkammen van de bergen in het National Park en daarboven een blauwe lucht.

Bij de Hucks Lookout kijken wij nog eens terug naar het park. Voor ons ligt de bergring in de volle zon. Om ons heen een golvend graslandschap.

Een paar kilometers verder is de Stokes Hill Lookout. Een hoger gelegen uitzichtpunt. Een gravelweg leidt ernaar toe. Met bulten en kuilen. Wij besluiten de camper beneden aan het begin van de onverharde weg te laten staan en te gaan lopen. Het blijkt een weg van ongeveer twee kilometer naar de top te zijn. Geen schaduw. Alleen brandende zon. Boven zijn ook andere toeristen, allemaal met hun auto of 4-wheelddrive naar boven gereden. Zij vragen belangstellend of de camper aan de voet van de heuvel van ons is, waar wij vandaan komen. Blijkbaar is het vrij ongewoon dat Australiërs zulke wandeloefeningen uitvoeren als wij. Wij moeten wel uit een vreemd land afkomstig zijn.

Het uitzicht is weids en groots. Om ons heen het uitgestrekte golvende landschap. Donkere vlekken in de hellingen zijn niet de schaduwen van wolken maar de tapijten met blauwe wildflowers. Recht voor ons de bergen van het National Park en verder weg de Noordelijke en Zuidelijke Flinders Ranges. Wij kijken wel 50 tot 100 km ver weg. Een prachtig vergezicht.

Beneden, vlak bij de wagen, trap ik bijna op een lizard. Het geschubde dier lag vreedzaam op het pad te zonnen, maar voelt zich door mijn nabijheid bedreigd. Het spert zijn bek open om eventueel aan te vallen, maar kiest voor een langzame verdwijning in het gras naast de weg.

100 meter verder ligt een waterbassin. Aangelegd om zwervend vee van drinken te voorzien. Het water is roze gekleurd, net als de ondergrond van de vijver en van de weg. In het hoge gras tegen de heuvel zitten vier euro’s. Doodstil zitten zij naar ons te kijken, houden nauwlettend in de gaten wat wij doen. Als wij een paar stappen het gras in lopen, huppelen zij weg en verdwijnen over de heuvelrug.

Op de asfaltweg ontwijken wij nog juist een andere lizard die in een rustig tempo aan het oversteken was. Hij bedenkt zich bijtijds en vlucht terug de berm in waaruit hij was gekomen. Als wij even later een stukje terugrijden om vanuit de juiste hoek nog een foto van de bloemen en de bergen te maken, is de lizard weer aan zijn oversteek begonnen.

Juist voordat wij het National Park weer binnenrijden, zien wij in het weiland een oude eucalyptusboom staan. Een bordje wijst erop dat dit een bijzondere boom is. Dus lopen wij ernaar toe. Het is de Cazneaux Tree. Een eucalyptusboom, in 1937 gefotografeerd door Harold Cazneaux, een vroege Australische fotograaf, die bijzonder geïnteresseerd was in het Australische landschap met zijn voortdurend wisselende licht. Op een bordje bij de bom staat de foto uit 1937. In de 80 jaar sindsdien is de boom vrijwel niet van vorm veranderd. In het weiland eromheen zien wij zes emoes. Zij houden ons in de gaten, maar voelen zich voldoende op veilige afstand om door te gaan met hun zoektocht naar voedsel. Nog verder weg springen vier euro’s door het hoge gras.

Wij willen niet terug naar het resort. Onze telefoons en notebooks moeten nodig worden opgeladen. Dus rijden wij het resort voorbij en belanden 20 km verder in het Rawnsley Park Station Caravan Park. Alle plaatsen met elektriciteit zijn al bezet of gereserveerd. Wij hebben geluk. Een gezin heeft zijn reservering voor de komende dagen afgezegd. De vrijgevallen plaats is vannacht voor ons. Wij kunnen onze apparaten opladen.

Tegen het invallen van de schemering vliegen twee parrots tussen de bomen op de camping. Zij zijn even snel verdwenen als dat zij in beeld kwamen. Twee lizards, een stuk of zes euro’s, groene parrots, zes emoes. Op één dag hebben wij bijna meer wildlife op het land gezien dan in de afgelopen twee maanden bij elkaar.

Rianne wil graag een kampvuurtje. Voor de gezelligheid. Zij sprokkelt wat hout bij elkaar, legt blokken hout en sprokkelhout in de verkeerde volgorde in de barbecuekorf en nodigt mij uit om het vuur aan te steken. Ik ben niet echt gemotiveerd, maak geen haast,, maar Rianne blijft aandringen. Ik kan onvoldoende tegenargumenten verzinnen. Even later komt het vuur voorzichtig op gang. Het gaat met veel rook gepaard. Binnen de kortste keren zijn alle vliegen, muggen en mensen in onze directe omgeving verdwenen. Daarna draait de wind en komt de rook in volle omvang naar ons toe. Een beetje leedvermaak heb ik wel, maar ik mag dat niet al te sterk laten blijken.

Rianne wil het vuur temperen. Maar een vrouw moet niet met vuur spelen. Zij spreidt het vuur door gloeiend hout buiten de korf op de grond te leggen. Het gretige droge gras eromheen ligt klaar om snel vlam te vatten. Evenals de struiken, de bomen en de rest van de camping. Ik grijp op tijd in en kan een ramp voorkomen. Vervolgens pakt Rianne wat brandende stukken hout en legt die boven op het braadblik van de barbecue. Een vreemde plaats om vuur te maken. Ik verbied haar met onmiddellijke ingang om nog verder met vuur te spelen. Direct verliest zij alle belangstelling voor het kampvuur. Zij vertrekt met haar iPad naar de kampkeuken en gaat daar zitten internetten.

Foto’s