Devil's Kitchen, geen devils

26 oktober 2016 - Swansea, Australië

Woensdag 26 oktober 2016

Het ontbijt in het motel is erg sober. Het wordt een continental breakfast genoemd. Dat betekent dat er geen  bacon and eggs zijn. Maar er is ook geen gekookt ei, geen kaas en er zijn geen vleeswaren. Alleen wat yoghurt met muesli, oud brood met wat jam en brokjes meloen. Er is geen alternatief, dus wij doen het hier maar mee.

Bij het voormalige strafkolonie is het al aardig druk. Wij hebben vanuit het motel al een aantal gebouwen zien staan en gunnen ons ook niet de tijd voor een guided tour omdat wij met dit mooie weer graag een paar wandelingen willen maken.  Wij rijden over een kustweg in zuidelijke richting. Prachtige bergruggen dalen af naar het water. De bruine rotsen steken scherp af tegen de blauwe zee van de Tasman Zee. Vier kilometer voorbij Port Arthur Motor Inn is de Remarkable Cave. Het uitzicht naar de zee is prachtig. Voor ons staat een steile klif in met water. Een prachtige mengeling van gele zandsteen en een veel hardere steensoort. In de verte torent een rotskust boven het water uit. Het lijkt wel of een groot aantal potloden van verschillende lengte strak tegen elkaar zijn geplaatst.

Pal voor ons stroomt de branding bij een berg naar binnen. Het lijkt wel of de zee hier bezig is een grot te maken. Maar iets terzijde van ons vinden wij een houten trap steil naar beneden. Hier heeft de natuur een rechthoekig gat in de berg gemaakt. Recht naar beneden. Wel dertig tot veertig meter diep. Wij dalen af en komen in een soort kelderruimte. Aan vier zijden door een verticale bergwand omsloten. Alleen zit er in de wand tussen ons en de zee een doorgang. Het lijkt een gang als in een huis. Rechte wanden, een horizontaal plafond. Aan de andere kant zien wij de zee deze tunnel in en uit stromen. Wat wij zojuist van bovenaf aanzagen voor een grot in wording, blijkt een heuse tunnel naar een diepe kelder te zijn. Zelfs is er in deze tunnel een zijgang die eveneens naar de zee leidt. De vloed komt op en zal binnen twee uur een deel van deze onderdoorgangen vullen. Vanuit een bepaalde hoek lijkt de doorkijk door de tunnel op de vorm van het eiland Tasmanië. Opmerkelijk is deze plaats zeker.

Op onze weg naar het noorden slaan wij rechtsaf een gravelweg in. 12 km rijden wij over de Fortescue Road door een dicht bos. De 4 Wheel drive rijdt hier comfortabel over de onverharde weg. Wij voelen heel goed het verschil met de campers die wij hadden. Bij Forestcue Bay wandelen wij in de zon bij een koude bries over een hagelwit strand naar de andere kant van de baai. Daar liggen een heleboel boulders, rotsblokken, schots en scheef door elkaar. Daar moeten wij overheen om in het bos aan de zijkant van de baai te komen. Onze wandelstokken liggen in de auto. Niet handig, want het overstappen van rotsblok naar rotsblok vergt het nodige balanceren om niet te vallen of onze enkels te verzwikken.

Veilig bereiken wij het bos. Hier loopt een voetpad tussen bomen en struiken door over de berghelling parallel aan de oever van de baai. Af en toe hebben we een doorkijkje naar het diepblauwe water. Soms is de baai helemaal aan ons zicht onttrokken. Het pad gaat met wat stijgen en dalen over zand, rotsbodems, boomwortels. Waar de berghelling het steilst is, komen wij tot wel 50 meter boven zeeniveau. Aan de andere kant van een bergrug die dwars op ons pad naar de zee afloopt, bereiken wij Canoe Bay. Op de grens tussen bos en strand staan een paar bosjes narcissen in bloei. Geen idee hoe die hier terecht zijn gekomen. Er is geen zandstrand. Alleen keien en rotsblokken. In de baai zijn twee mannen in een klein bootje aan het vissen. Opvallender is echter het wrak van een zeeschip dat hier is gezonken in 1953. De boeg, de achtersteven, een deel van het voordek en een gebogen metalen balk steken boven het water uit. Alles is flink verroest. Op de boven het water uitstekende delen zitten een paar aalscholvers op de uitkijk.

Intussen is de wind gaan liggen. Wij blijven hier even op de rotsen zitten, eten en drinken wat en keren daarna terug, over de rotsblokken en over het smalle pad door het bos op de berghelling. Een klein moment van onachtzaamheid leidt tot mijn val. Links van mij gaat de helling steil naar beneden, rechts van mij steil naar boven. Gelukkig val ik de goed kant op, maar de klap tegen de harde rotswand levert mij toch wat schaafwonden aan arm en knie op. Gelukkig is mijn fototoestel nog heel. Heel even voel ik mij duizelig worden, maar ik ben snel weer hersteld. Zelfs op de boulders aan de rand van het strand bewaar ik mijn evenwicht. Rianne overigens ook. Over het strand bereiken wij veilig onze auto.

De wagen rijdt zonder noemenswaardig schokken over de gravelweg terug naar de Arthur Highway. Hier vervolgen wij onze weg in noordelijke richting. Wij passeren een boerderij waar je tegen betaling kunt kijken naar het voeren van de Tasmanian devils, de possums en de walibi’s. Wij vinden dit een wat onnatuurlijk gebeuren. Dieren die in het wild horen te leven worden hier gevangen gehouden onder het mom van zorgen voor het voortbestaan. En dan moet je nog betalen ook om te kijken naar werk dat ook zonder jouw betaalde aanwezigheid gewoon gedaan moet worden. Wij rijden dus door, ook al is dit waarschijnlijk de enige kans om de Tasmaanse devil levend te aanschouwen. Het is een met uitsterven bedreigde diersoort die nergens anders ter wereld voorkomt dan op dit schiereiland.

Juist voor de Eagleshawk Neck slaan wij nog even rechtsaf, opnieuw naar de oostkust van het schiereiland. Hier komen wij bij drie bezienswaardigheden. De eerste is Devils Kitchen. Hier heeft de natuur een smalle rechte sleuf in het land gefreesd. Kaarsrechte wanden van naar schatting 50 meter hoog. Het lijkt wel of er met een grote bladzaag een rechthoek uit de berg is gezaagd. Aan de kopse kant van deze sleuf is een tunnelingang gemaakt. Ook hier een rechthoekige vorm als van een deurstijl. Hier, in de keuken van de duivel, is de zee bezig, de berg volgens meetkundige modellen verder uit te hollen.

Zo’n 100 meter hier vandaan vinden wij Tasman Arch. Een boog, bestaande uit kaarsrechte zijwanden en een licht gebogen afsluiting aan de bovenkant met een rotslaag van slechts een meter of zeven daarboven. Voorlopig nog stevig genoeg om bezoekende toeristen te dragen.

Een kilometer verder is nog de Blowhole. Hier heeft de zee een lage, brede gang onder de rotsen gemaakt. Een doorgang naar een inham, vanwaar de zee zelf niet eens te zien is. Op de deining van de branding stroomt het water hier in en uit. Het botst en klotst tegen de rotsen aan die in deze inham liggen. Die gaan niet opzij, dus het water spat omhoog en valt in een nevel weer neer. Een echt ‘blaasgat’.

Inmiddels is het al vier uur. Hoog tijd voor onze lunch. In Port Arthur hebben wij niets kunnen kopen voor onderweg. Bij een kraampje kopen wij een broodje vers gerookte zalm. Heerlijk! Wat een verschil met hetzelfde product dat in Nederland al via de visafslag bij de groothandel en vandaar naar de grootgrutter en van diens distributiecentrum naar de winkel is gegaan. Er gaat niets boven vers!

In Sorrell doen wij wat boodschappen. Over de Tasman Highway rijden wij naar Orford en Swansea. Eerst is het landschap golvend groen. De weiden met mals gras liggen er mooi bij in de late middagzon. Op veel plaatsen zijn in de weilanden waterbassins aangebracht om het vee te laten drinken. De koeien en schapen zien er gezond uit.

Boven de bergen ten oosten van ons hangen zwarte wolken, maar voorlopig blijven die daar nog. Pas als wij met wat bochten in de weg zelf tussen de bergen rijden, begint ook boven ons de lucht grijs te worden. Wij rijden door een dal. De bergen aan weerszijden van de weg komen dicht naar elkaar toe. De Prosser River en de weg volgen elkaar enkele kilometers lang door hetzelfde smalle dal.

Bij Orford houden de bergen op. Hier zijn wij ook meteen aan de oostkust van Tasmanië. Wij steken de rivier over en vervolgen onze weg naar het noorden. Af en toe zien wij de kust, soms rijden wij wat meer in het binnenland. Wij komen voorbij enkele meren, zien bossen, weilanden, heuvels. De lucht wordt steeds grijzer.

Bij Stony River gaan wij over een brug die als een bezienswaardigheid wordt aangekondigd. Three Arches. Wij gaan kijken. Over het smalle stroompje is met drie bogen een gemetseld stenen bruggetje gebouwd. Daaroverheen is betonnen constructie met een dikke laag grond gebouwd en daar ligt dan de weg overheen. Geen echte toeristische trekpleister. Intussen begint het te regenen, maar vijf minuten later zijn wij al in Swansea. Om half acht bereiken wij het historische Schouten huis, waar wij twee nachten verblijven. Door gevangen gebouwd in 1844 vrijwel aan de kust van de Great Oyster Bay. Oorspronkelijk was het een Inn, nu is het een Bed and Breakfast met vijf antiek ingerichte slaapkamers. Als wij aankomen brandt in de lounge de open haard. Het is er erg warm, dus wij gaan pas in de loop van de avond daar zitten. De banken zitten heel comfortabel, maar ook nu het vuur bijna is gedoofd, is het voor ons te warm. En dus gaan wij weer snel naar onze kamer terug.

Foto’s