Een schitterende wandeling in Freycinet National Park

27 oktober 2016 - Swansea, Australië

Donderdag 27 oktober 2016

Het ontbijt is heerlijk. Alles is home made of afkomstig van eco-farms en -winkels. De champignons die wij bij ons gebakken ei krijgen zijn vier keer zo groot als die in Nederland. Heel wat anders dan ons ontbijt van gisteren.

Swansea ligt aan de Great Oyster Bay. Hier kun je voordelig oesters eten. Een restaurant langs de weg biedt 12 oesters aan voor 20 AUD. Omgerekend is dat nog geen € 1,20 per stuk. Ik houd niet van oesters en Rianne eet ze ’s morgens vroeg ook niet. Dus aan ons is dit aanbod niet besteed.

Vandaag gaan wij naar het Freycinet Peninsula. Al weer een National Park. Vanaf de kust die 100 meter achter het Schouten huis ligt, kunnen wij het schiereiland al zien liggen. Om daar te kunnen wandelen moeten wij echter eerst dertig kilometer naar het noorden en daarna op het schiereiland weer zo’n 25 km nar het zuiden rijden. Net voorbij een heuvelrug stoppen wij even bij Devil’s Corner. Een wijnproeverij, maar daar komen wij nu niet voor. Wel voor een prachtig vergezicht. Voor ons liggen wijngaarden. Daarachter het blauwe water van Coles Bay en daarachter weer de bergen van het schiereiland.

De weg over het schiereiland voert ons aanvankelijk door een bos met veel dode bomen. Jammer. De grijze skeletten steken wanhopig hun takken omhoog. Zij kunnen er zelf ook niets aan doen dat ze hier zo dood staan. Gelukkig zijn de bomen verderop langs de route weer levend en groen. Een echida, een miereneter, steekt de weg over en verdwijnt in het bos. Het is Rianne nog juist gelukt er een foto van te nemen.

Bij Coles Bay rijden wij naar de waterkant. De kale bergen van het schiereiland steken aan de overkant van het water stoer af tegen de blauwe lucht. Uitdagend zelfs. Samen vormen zij The Hazards. De risico’s, de waagstukken. Mount Mayson, Mount Amos, Mount Dove, Mount Baudin, Mount Parsons. Vijf op een rij. Teveel uitdaging voor één dag.

De geasfalteerde weg houdt midden op het schiereiland op bij een parkeerplaats. Vanaf hier gaan wij te voet verder. Tussen de Mount Amos en de Mount Mayson voert een wandelpad omhoog. Bij de entree staat een walibimoeder met jong ons op te wachten. Het jong kijkt vanuit de buidel nieuwsgierig de wereld in. Moeder en kind kijken allebei wat verbaasd over zoveel belangstelling van een groep Japanners en die twee Nederlanders, allemaal met camera gewapend, in een kring om de beestjes heen. Zij laten gewillig wat foto’s maken, maar zij hebben er eerder genoeg van dan de mensen om hen heen. Rustig hopt de moeder met haar kind weg uit de kring, het bos in.

Toch kunnen wij nog niet aan onze tocht naar boven beginnen. Een possum sluipt tussen de struiken. Het dier lijkt een beetje op een klein beertje. De ogen staan enigszins bol op de kop, zoals de opgenaaide ogen bij aaibare speelgoedbeestjes. Nu de walibi is verdwenen richten alle camera’s zich op het arme dier. Midden in een kring van mensenbenen kijkt het dier omhoog. Het beweegt naar links en naar echts, zoekt en vindt een uitweg tussen de mensenbenen. Het klimt op een omgevallen boomstam en verdwijnt aan de andere kant tussen de struiken.

Voordat wij aan onze tocht beginnen, gaan wij nog even naar het openbare toilet. Rianne ziet er in pictogrammen aangeduid hoe je het damestoilet niet en wel moet gebruiken. Niet: gehurkt op de pot gaan staan. Wel: op de pot gaan zitten. Voortaan weet zij hoe het met.

Tijd om aan onze trail te beginnen. Wij willen een loop lopen. Een rondwandeling van 11 km via de Wineglass Bay Lookout naar Wineglass Bay en vandaar over de Isthmus Track en de Hazards Beach Track terug naar de parkeerplaats. Het circuit wordt als difficult aangeduid en er staat vijf uur voor.

Het pad naar boven is redelijk breed en goed begaanbaar. Gedeeltelijk een hard zandpad, gedeeltelijk een rotstrap en een trap van grote stenen. Hier zijn veel toeristen die naar boven gaan. Wij genieten van de roze bergen links en rechts van ons. Deze kleur granietsteen hebben wij nog niet eerder op onze wandelingen gezien.

Na 20 minuten bereiken wij Coles Bay Lookout. Wij staan op een uitzichtpunt tussen de Mount Amos en de Mount Mayson en kijken schuin naar beneden. Een lang gerekt wit strand ligt aan de voet van Mount Mayson. De groene en diep blauwe zee wordt door een smalle witte branding van het strand gescheiden. Het pad voert verder omhoog tot het hoogste punt tussen de twee bergen in. Daar is opnieuw een uitzichtpunt. Wineglass Bay Lookout. De naam van de baai klinkt goed. Als je vanuit een bepaalde hoek naar de baai kijkt, kun je er de vorm van een wijnglas in ontdekken. Vanaf de plaats waar wij staan is het wat moeilijker te zien, maar op de kaart is de vorm duidelijk. Het strand is de bodem van het glas, de twee oevers aan weerszijden buigen als een wijnglas langzaam naar elkaar toe.

Een Japanner is op een groot rotsblok geklommen en maakt foto’s van zijn familie met de Wineglass Bay op de achtergrond. Hij is onmiddellijk bereid om ook van Rianne en mij foto’s te maken. Wij vragen andere bezoekers om even bij het hek voor ons plaats te maken om zonder andere mensen in beeld te komen. Na twee foto’s wil de Japanner nog een derde maken. Een ongeduldige man zegt in goed Engels: ‘Nu is het genoeg voor mij’. Hij stapt naar voren, in het beeld van onze Japanse gelegenheidsfotograaf, en maakt zo een einde aan onze fotosessie. Dit kan geen Australiër zijn. ‘Dat moet een Duitser zijn’, zeg ik tegen Rianne. En even later wordt mijn analyse bevestigd. Zijn vrouw en hij spreken Duits met elkaar.

Tot hier was het druk op het pad. De Wineglass Bay Lookout is voor veel toeristen het doel van de wandeling. Van hier keren zij terug naar de auto of naar de bus. Nominaal een wandeling van 1 tot 1,5 uur. Op zich al een prachtige tocht. Een veel kleiner aantal mensen daalt aan de andere kant van het bergzadel af naar de Wineglass Bay. Voor de weg van de parkeerplaats naar de baai heen en terug staat 2,5 tot 3 uur aangegeven. Wij vervolgen onze tocht naar beneden.

De afdaling naar het strand is hier veel steiler dan de gang naar boven die wij zojuist gemaakt hebben. Rianne voelt dat aan haar knieën. Die worden behoorlijk belast. Rianne heeft al een paar keer meerder met stokken gelopen. Nu gebruik ik ze ook. Zij dienen niet als steun, maar geven wel extra balans. Andere mensen die al weer langs het pad naar boven komen, zuchten, hijgen en zweten van inspanning. Binnen een half uur zitten wij op het strand. Er zijn maar enkele mensen. Niet ver van ons vandaan zit het Duitse echtpaar. Een jong, verliefd stel is bij hen. Alleen de man gaat zwemmen. De vrouw en het jonge stel blijven gekleed aan de kant. Het jonge stel maakt foto’s van de macho. Als hij uit het water komt bepaalt hij ook weer wanneer zij met hun vieren vertrekken. Bij mij kan de man geen goed meer doen. Maar dat probeert hij ook niet.

Zittend op het witte zand eten wij een broodje. Intussen kijken wij naar het spel van het water en luisteren naar de branding. Een meeuw verdedigt een stukje strand tegenover enkele opdringerige soortgenoten. ‘Zeker een Duitse meeuw’, denk ik. Intussen genieten wij van de rust. Een mooi stukje Tasmanië, weinig mensen om ons heen, het ruisen van de branding. Strak blauwe lucht. Eigenlijk zouden we hier gewoon een paar uur moeten blijven.

De weinige mensen die naar Wineglass Bay zijn afgedaald, gaan veelal langs dezelfde weg weer terug. Slechts enkele hikers gaan door om de hele ronde van 11 km te lopen. Wij horen tot die enkelen. De wandeling is zo mooi en zo afwisselend en geeft zoveel voldoening dat wij de hele loop willen voltooien. Langs de Isthmus Track steken wij de smalle strook land over die de Wineglass Bay scheidt van de Hazards Bay aan de andere kant van het schiereiland. Het is een wandeling over een slingerend zandpad door een bos. Onderweg passeren wij een meertje en steken wij ook een moeras over. Hier is een planken pad aangelegd. Het roept bij ons nostalgische herinneringen op aan de kilometers die wij 13 jaar geleden in Padjelanta in Lapland over planken gelopen hebben.

Na een half uur bereiken wij Hazards Beach. Langs de waterkant lopen wij weer in noordelijke richting tot waar het strand ophoudt. Er zijn maar een paar andere mensen op het strand. Zij maken een foto van ons samen. Waar de berg met zijn bossen tot aan de zee komt gaan wij een bospad in, dat slingerend de krommingen van de berghelling volgt. Soms gaat het wat omhoog, tot zo’n 50 meter boven zeeniveau, soms dalen we tot een meter of vijf boven de waterspiegel. De track gaat over een zandpad, een hellende rotsbodem, rotsblokken, stepstones, boomwortels. Bij elke stap moet je kijken waar je loopt. Voor een deel bestaat het bos uit eucalyptusbomen, voor een deel is het dicht regenwoud met bomen , struiken en varens-op-stam. Af en toe is er een mooi doorkijkje naar het blauwe water onder ons. Soms zien wij tussen de boomkruinen door de blauwe lucht.

Rianne ziet voor zich op het pad een zwarte slang kruipen. Zij grijpt naar haar fototoestel, maar de slang verdwijnt in het struikgewas voordat Rianne een foto kan maken.

Het is een lange en ook wel zware wandeling, ook al hebben wij onze stokken bij ons voor de nodige balans. Maar het is ook de meest afwisselende tocht die wij tot nu toe in de afgelopen maanden hebben gemaakt. Wij klimmen en dalen in bergachtig gebied, wij lopen over zandpaden, over rotsen en over zandstranden, door bossen en door regenwoud, door moerassen. En dat alles bij een aangename temperatuur van ongeveer 25 graden onder een strak blauwe hemel.

Verleid door de warmte hebben wij een half uur in korte mouw gelopen. De muggen hebben ons in die tijd goed weten te vinden. Compleet lek gestoken aan armen en hals trekken we toch maar weer een windjack met lange mouwen aan om erger te voorkomen.

Aan het eind van onze tocht staat een walibi ons op te wachten. Hij kijkt mij vragend aan alsof hij wil zeggen: ‘Zijn jullie echt de laatsten? Kan ik nu naar huis?’ Ik kijk hem begrijpend aan. Voor hem een teken om de weg over te steken en in het bos te verdwijnen.

Nog even rijden wij over een gravelroad naar Cape Tourville Lighthouse. Over een rolstoelgeschikt pad lopen wij een rondje om de vuurtoren. De witte toren steekt scherp af tegen de blauwe lucht. Het gebouw zelf is niet meer dan 11 meter hoog, maar het staat op een kaap. Daardoor staat de lichtkoepel toch nog 126 meter boven de zeespiegel. Het pad gaat vlak langs de oceaan. Wij kijken recht naar beneden de diepte in. Zeehonden, dolfijnen en voorbijtrekkende walvissen, we zouden ze allemaal moeten kunnen zien, maar wij zien geen enkel dier. Alleen vliegen boven ons twee grote zeehaviken. Zij zweven op de thermiek, draaien rondjes, op zoek naar buit.

Wij willen voor het donker weer in Swansea terug zijn. 50 km is geen grote afstand, maar de weg is bochtig en dat verhindert ons om wat snelheid te maken. Rianne rijdt, dus succes verzekerd. Om half acht rijden wij Swansea binnen.

Van reisblog naar fotoboek
Laat een prachtig fotoboek afdrukken van je verhalen & foto's. Al vanaf € 21,95.
reisdrukker.nl

Foto’s