Karijini National Park

30 augustus 2016

Maandag 29 augustus 2016

De vroege ochtendzon kleurt de bergen om de camping oranjerood. De strak blauwe lucht belooft een zonnige dag. Om 7:15 uur staat het busje klaar. Met zes andere campinggasten rijden wij naar het Karijini National Park. Hier is Oxer Lookout een uitzichtpunt waar je vier gorges ziet samenkomen: de Hancock Gorge, de Weano Gorge, de Wittemoon Gorge en de Red Gorge. Miljoenen jaren geleden was de plaats waar wij nu staan een zeebodem. Door bewegingen in de aardkorst zijn daarin diepe scheuren ontstaan,  en daarna is de hele bodem omhooggekomen en drooggevallen. Zo is de hoogvlakte met haar diepe gorges geworden tot wat zij  nu is. Meer dan 100 meter diep onder ons stromen kleine riviertjes. De rode rotswanden aan weerszijde van elke gorge vormen steile verticale kliffen. Als het regent kan het water in de kloven heel snel stijgen en worden de onschuldig lijkende watertjes woest kolkende stromen die alles meesleuren wat ze op hun weg tegenkomen.

Een paar kilometer hier vandaan zijn de Joffre Falls. Ook deze kunnen een brede waterval zijn die gevaarlijk veel water in de kloof uitstort. Nu is de waterval niet meer dan een dun stroompje langs de berg. De brede klif waarlangs het water naar beneden valt, blijft vandaag voor het grootste deel droog.

Een aantal jaren geleden is in en buiten het park 38000 hectaren bos in vlammen opgegaan. Bosbranden kunnen hier niet alleen door menselijk handelen ontstaan maar ook door onweer. Australiërs beschouwen dergelijke branden als een natuurverschijnsel. Aboriginals brandden in het verleden vaak stukken grond af om deze vruchtbaar te maken. Een brand zorgt er ook voor dat de natuur zich kan regenereren. Dat gebeurt dan ook. Inmiddels heeft de natuur zich hier al weer behoorlijk hersteld. Spinifex, een vriendelijk ogende grassoort met stekelige sprieten, groeit hier alom en bedekt grote delen van de bodem. Jong struikgewas en jonge boompjes groeien daar tussendoor. Om oudere, verbrande stammen en takken van berkachtige bomen groeit als een soort mantel nieuw hout en verse witte bast. Sommige takken zijn nog dood, andere aan dezelfde boom zitten vol blad.

Onze groep daalt langs een pad af naar een watertje in een kloof. Tegen de rode steile helling van de gorge ligt een wat vlakker rotsplateau. Hier pauzeren wij en drinken de koffie en thee, die de chauffeur van ons busje, tevens onze gids, voor onderweg heeft meegenomen. Om ons heen rechtop rijzende rode rotswanden, een beetje beneden ons kristalhelder water, her en der verspreid het groen van bomen, struiken en veel spinifex, boven ons een strak blauwe lucht. Een plekje om volop van te genieten.

Na deze pauze rijden wij 20 km over een hobbelige gravelweg naar het bezoekerscentrum. De chauffeur noemt deze rit onze ‘rugmassage’. Achter ons busje stuift een grote rode stofwolk op. Als wij uitstappen voelen de passagiers wel hun rug, maar niet op een weldadige manier.

Het visitor centre van het park is bij de grote bosbrand geheel verwoest. Inmiddels is een nieuw visitor centre gebouwd van vuurbestendige materialen. Als een soort eerbetoon aan de aboriginals in dit gebied is het bezoekerscentrum gebouwd in de vorm van een goanna, een kleine varanensoort. In het centrum vinden wij informatie over het leven van de aboriginals in dit gebied in vroegere tijden. Veel aborginals zijn inmiddels hier weggetrokken. Voor een deel omdat zij door hoge belastingen niet langer in hun oude omgeving konden blijven wonen; voor een deel omdat hun gronden werden onteigend voor mijnbouw. Tot 1996 was er enkele kilometers hier vandaan een grote asbestmijn. Nu is deze gesloten en is het dorp daarbij verworden tot een spookstad, waar vrijwel niemand meer woont. Veel belangrijker is dat in deze regio Pilbara verschillende mijnen zijn voor de winning van ijzererts. Het erts ligt hier letterlijk voor het oprapen. Een van de grootste mijnbouwbedrijven ter wereld, Rio Tinto, is in dit gebied heel actief. Er is zelfs een speciale spoorlijn vanuit Paraburdoo naar Dampier om alle erts met lange treinen naar de kust te vervoeren.

Onze lunch gebruiken wij in de buurt van het bezoekerscentrum. Rianne maakt weer sublieme foto’s van bloemen die zij om zich heen ziet. Onder andere van de kangoeroepootjes, een groen-grijze bloem met rode uiteinden. Heel aantrekkelijk voor vogels die ongewild maar door de natuur wel bedoeld voor de bevruchting van de plant zorgen. En van de banksia, een gele bloem vol nectar, zeer in trek als voedselbron voor vogels, vleermuizen, ratten en insecten.

Na de middag bezoeken wij de Circular Pool, de Fortescue Falls, de Fern Pool en de Dales Gorge. Indrukwekkende stukken natuur met zicht op prachtige waterbekkens in de kloof, weer met hoge rotswanden eromheen en rotsplateaus om te zonnebaden. Onze gids gaat zwemmen in het kristalheldere water van de Circular Pool. Wij vinden het water daarvoor nog te koud en genieten van de rust en de omgeving. Kleine visjes knabbelen aan de huid van mensen die hun benen in het water steken. In de stad moet je voor zo’n scrub-behandeling betalen, hier is deze gratis.

In de bovenste takken van een hoge boom hangen zo’n twintig vleermuizen. Onrustig slapend wachten zij tot in de schemering hun werktijd is aangebroken.

Wij lopen via een pad en 300 traptreden weer naar boven en rijden terug naar de camping. Voor ons is één ding zeker: morgen gaan wij in het park een wandeling in een van de gorges maken.

Terug op de camping is er een optreden van twee zangers die onder hun eigen gitaarbegeleiding country- en westernliedjes zingen. Een van de twee praat als conferencier de liedjes aan elkaar. Na elk liedje vertelt hij een of twee moppen. Onze kennis van het Australisch Engels is intussen al zo ver gevorderd dat wij de grappen tot aan de clou kunnen volgen. Maar de clou zelf ontgaat ons nog. De Australische toehoorders begrijpen de grappen wel. Sommigen moeten erom lachen.

In de bomen boven ons zitten twee stellen galahs. Zij hebben meer aandacht voor elkaar dan voor de muziek beneden hen. Op het gras trippen twee duiven met kuifjes wat heen en weer om hun avondmaaltijd bij elkaar te scharrelen. De zon zakt achter de bergen, die prompt grijs en zwart kleuren. De temperatuur gaat snel omlaag. Tijd om terug naar de camper te gaan en de live music te laten voor wat deze is.

Dinsdag 30 augustus 2016

De camping waar wij nu twee nachten stonden, biedt een parkachtige aanblik. Zeker nu er ’s ochtends na het vertrek van veel gasten ook heel veel lege plaatsen zijn. Het terrein is rijk voorzien van bomen, die overigens ruim uit elkaar staan. Redelijk gazon op de bodem al zijn er op deze onvruchtbare bodem nog veel kale plekken. Bij de receptie prachtige knalrode bloemen met grote zwarte ogen. Het nationale florasymbool van Australië.

Helaas kunnen wij hier niet langer blijven. Onze reis gaat verder.

Voordat wij hier aankwamen hadden wij voor onszelf het beeld van Tom Price als een oninteressant mijnwerkersstadje met eenvoudige woningen of zelfs versleten stacaravans. Niets is minder waar. Het dorp ziet er mooi, verzorgd en redelijk welvarend uit. Stenen woningen, een hotel, een ziekenhuisje, een ambulancedienst, een tandarts, een winkelcentrum met een degelijke supermarkt en een drive-through-drankenwinkel. Veel groen en in het centrum zelfs een leuk parkje. Onze gids van gisteren komt van elders, maar wil hier niet meer weg.

Als wij Tom Price verlaten, zien wij naast onze weg een lange trein met wagons vol ijzererts rijden. Drie zware locomotieven voorop. Een locomotief achteraan om nog een beetje te duwen. Ik vergeet om het aantal wagons te tellen. Ik krijg een herkansing als wij de weg naar het Karijini National Park inslaan. Naast onze weg rijdt langzaam een trein met drie trekkende locomotieven en daarachter maar liefst 222 (!) lege ertswagons. Zo’n lange trein hebben wij nog nergens ter wereld gezien. Het treinstel is op weg naar de ijzerertsmijn, die vlak bij het park ligt. Ik maak van dichtbij een video-opname van het passeren van de trein. Best een lang filmpje. Je hoort duidelijk het geluid van de wielen op de rails. Helaas blijft het beeld zwart omdat ik het kapje niet van de lens heb gehaald.

In het park maken wij een wandeling langs de Dales Gorge. Wij lopen van de Circular Pool naar de Fortescue Fals en dalen daar af tot het waterniveau in de kloof. Het is al wat later in de middag. De vraag is dus of wij in de kloof of boven langs de kloof naar de camper teruglopen. Gisteren liep Rianne lichtvoetig als een gems over de rotsen. Vandaag heeft zij last van hoogtevrees. Die wordt nog versterkt bij het idee dat wij onder tijdsdruk over rotsen moeten klauteren en aan de andere kant van het pad op onneembare obstakels zullen stuiten. En dus lopen wij langs 300 veilige traptreden weer naar boven en gaan over hetzelfde pad terug als wij gekomen zijn.

Wij verlaten het park en rijden naar de Great Northern Highway. Hier gaan wij in noordelijke richting. De weg voert nog één keer door een stukje van het park. Namelijk daar waar de Highway de Munjina Gorge doorsnijdt. Een brede, mooi aangelegde weg met schuin afgestoken rotswanden aan weerszijden van de weg. De verschillende lagen van het gesteente zij als strepen in de wand goed zichtbaar.

Vannacht verblijven wij op de camping van het Roadhouse Munjina. Sober, maar aan water en stroom hebben wij voldoende.

Foto’s

1 Reactie

  1. Judith:
    4 september 2016
    Hahaha, hardop gelachen om je filmpje