Aapjes kijken

16 november 2016 - Canggu, Indonesië

Woensdag 16 november 2016

Een hele dag niets hoeven doen. Ik geniet al bij dit heerlijke vooruitzicht. Een hele dag niets doen. Alleen al bij dat vooruitzicht wordt Rianne erg onrustig. En dus zitten wij om 11 uur in de auto van Fabrizio, de eigenaar van het B&B. De chauffeur die ons zondag van het vliegveld ophaalde, brengt ons vandaag naar Ubud. Hij is timmerman van beroep, maar is tegelijkertijd de vaste chauffeur voor het uitvoeren van opdrachten van Fabrizio. Ook zijn vrouw werkt bij Fabrizio.

Toen de chauffeur ons zondag ophaalde, was een van de eerste vragen die hij stelde, of wij godsdienstig waren. Zelf zei hij direct dat hij katholiek was en dat zijn Hindoestaanse vrouw zich tot het katholicisme had bekeerd. Op Bali speelt religie een belangrijke rol. De meeste Balinezen zijn Hindoe, maar op dit eiland wonen ook katholieken, protestanten, moslims en boeddhisten. Hier vreedzaam en verdraagzaam naast elkaar. Op andere eilanden is dat wel eens anders.

Vandaag rijdt onze chauffeur niet over de hoofdweg van Denpasar naar Ubud, maar langs een andere route. ‘Om verkeersdrukte te vermijden’, zegt hij. Maar hij rijdt ons naar een grote katholieke kerk, geheel in Balinese stijl gebouwd. Vol trots stopt hij en geeft ons tijd om uit te stappen en foto’s te maken. Ons vallen de prachtige deuren op en de al even prachtige beelden en versieringen aan de buitenzijde. Niet alleen het gebouw is Balinees, ook de engelen bij de hoofdingang zijn Balinees. Daarna rijdt onze man langs een grote katholieke basisschool. Hij wijst ons weer met gepaste trots, maar stopt hier niet.

De drukte op de weg valt inderdaad mee, maar auto’s zijn niet zo wendbaar als scooters en bromfietsen. Daarom doen wij toch nog een heel uur over een afstand van maar 30 kilometer. Onderweg zien wij vrijwel aaneengesloten lintbebouwing, maar af en toe zien wij daarachter of zelfs tot aan de berm van de weg de rijstvelden in verschillende fasen van groei. Jonge aanplant in onder water staande sawahs, groene halfhoge planten in minder natte velden en rijst die rijp is voor de oogst in vrijwel droge velden. Een actieve waterhuishouding moet groeiproces reguleren. Drie à vier keer per jaar kan er op een veld worden geplant en geoogst. In smalle zijstraatjes liggen kleden vol rijstkorrels die in de zon drogen. Mensen staan met een soort grashark de rijst heen en weer te bewegen, zodat alle korrels in de zon komen. Als het regent, worden de kleden dubbelgeklapt om de rijst tegen nat worden te beschermen.

Rond het middaguur zet de chauffeur ons af bij de brug over de rivier aan het begin van de stad. Dit om te voorkomen dat hij in een hardnekkige file terecht komt. Hij keert terug naar Canggu. Wij lopen de stad in. Het is wel druk, maar van filevorming is op dit uur van de dag geen sprake. Wel staan er langs de kant hele rijen scooters geparkeerd. Om de paar meter zit er wel een man op de stoep met het woord ‘Taksi’ op een stukje karton. Alsof wij niet kunnen lezen, roept hij ons voor de volledigheid nog toe: ‘Taxi!’ Op andere stoepen zitten vrouwen die foldertjes uitdelen of ons toeroepen: ‘Massage?’ Wij lopen over de Jalan Monkey Forest, de belangrijkste winkelstraat van Ubud, lopen wij door het centrum. Langs winkels met ambachtelijke kunstwerken, souvenirwinkels, massagebedrijfjes, eettentjes. In de prachtige tuin van Café Wayan met veel bomen, bloemen en terrassen bestellen wij een kop koffie met gebak.

Aan het einde van de straat ligt het Sacred Monkey Forest Sanctuary. Een natuurpark met drie tempels en een voorlopige begraafplaats, waar de overledenen worden begraven tot de eerstvolgende grote ceremonie. Eens in de vijf jaar vindt er in een grote plechtigheid een massacrematie plaats. Per maand bezoeken wel meer dan 10000 mensen het park. Hun aandacht gaat echter niet zozeer uit naar de tempels als wel naar de apen die er in dit bos leven. De soort wordt de Balinese langstaartaap genoemd. Er leven ruim 600 van deze dieren. Zij vormen vijf groepen in het park, elk met een eigen territorium. Door de dreigende overbevolking komen ze ook wel eens in elkaars gebied en dat leidt dan tot onderlinge schermutselingen. Aan het begin van het park staat dat wij de apen niet moeten voeren. Pal voorbij het bordje staat een vrouw met een karretje kleine bananen te verkopen voor het voeren van de apen. Veel bezoekers vinden het prachtig om een banaan omhoog te houden en te wachten tot een van de dieren op hun schouder springt om daar de banaan op te eten. Blijkbaar leuk voor een foto of video.

De grote apen met hun mooie grijze snorren zijn zes jaar en ouder. Ook de vrouwtjes hebben grote grijze snorren. De dieren lopen rustig heen en weer, bewegen zich bezadigd, zoals bij hun leeftijd past. De jongere exemplaren zijn speelser, rennen door het park, spelen tikkertje of stoeien met elkaar. Bij de heilige vijver klimmen zij snel in een boom, springen van tak tot tak en laten zich van drie, vier meter hoogte als een bommetje in het water vallen. Heel vertederend zijn de kleine aapjes van minder dan 4 maanden oud. Zij klampen zich vast aan het veilige lijf van de moeder, schuilen bij haar tegen de borst en drinken wat als ze daaraan behoefte hebben. Als een jong zich even te ver van de moeder verwijdert, trekt deze het kind resoluut aan de staart of aan een poot terug.

Op een tegelpad zit een oudere aap met een kokosnoot. Hij probeert die te openen door de kokosnoot over het vlakke tegelpad heen en weer te rollen. Blijkbaar heeft hij in alle jaren die achter hem liggen, nog niet geleerd, hoe hij de harde houten schil moet openen. Een eindje verderop zit een andere aap, ongeveer even oud, ook met een kokosnoot. Hij heeft wel geleerd hoe dat moet. Met twee handen pakt hij de kokosnoot op en laat die op de harde tegels vallen. Als je die actie maar vaak genoeg herhaalt, komt er vroeg of laat een barst in de houten buitenkant en kun je daar de noot verder openbreken. Andere apen kijken  nieuwsgierig toe of het gaat lukken. En om te zien of zij in de buit mogen delen. Vooralsnog is dat niet het geval.

Wij lopen terug over de weg waarlangs wij gekomen zijn. De avondspits komt op gang, dus de file in de Jalan Monkey Forest staat af en toe vast. Bij The White Orchid in de Jalan Raya Ubud drinken wij een heerlijke vruchtenmix en een biertje. Intussen denken wij na over onze terugkeer na Canggu.

Van het straataanbod van taxi’s willen wij geen gebruik maken. Volgens Fabrizio, de Italiaanse eigenaar van ons B&B, is dat niet goed. Een officieel taxibedrijf is er niet in Ubud. Officiële taxi’s moeten helemaal uit Denpasar komen. Ook niet interessant. Fabrizio heeft nog een goede kennis in Ubud wonen, die ons eventueel kan terugbrengen. Wij app’en hem en hij belt zijn kennis. Die is momenteel in Denpasar en kan ons niet vervoeren. Wij lopen een minuscuul klein reisbureau binnen en vragen hoe wij in Canggu kunnen komen. De behulpzame man achter de balie loopt met ons naar buiten en roept een man, die tien meter verder op de stoep met het bordje ‘Taksi’ zit. Geregeld. De man haalt zijn auto op. Terwijl wij instappen, roept hij glunderend naar zijn vrienden dat hij een rit naar Canggu heeft. Alsof hij ons naar de andere kant van de wereld mag brengen.

Onze chauffeur van vanavond brengt ons in een ruime Honda naar Canggu. Dertig kilometer lang rijden wij over slecht verlichte wegen naar onze bestemming. Bali is qua oppervlakte ongeveer drie keer zo klein als Nederland. Het heeft vier miljoen inwoners. Het lijkt wel of zij allemaal tegelijk op weg zijn. In het donker komt één continue stroom auto’s en scooters ons tegemoet. Den Pasar loopt leeg. Bedrijven en scholen zijn gesloten. Hier is de avondspits een lange file van langzaam rijdend verkeer. Op enkele kruispunten staat een agent het verkeer te regelen. Midden in de uitlaatgassen, waar Rianne al de hele dag, maar nu zeker, last van heeft. Ongezond werk, dat zeker.

Met onze chauffeur praten wij over het toerisme, het verkeer, zijn gezin, de economie, de verschillende religies op Bali en in de rest van Indonesië. De man is best wel ontwikkeld, kan over veel zaken meepraten. In deze tijd van het jaar zijn er in Ubud niet veel toeristen. En dus zijn er teveel taxichauffeurs. Iedereen is blij als hij weer een ritje heeft. Alle inkomsten komen goed van pas. Zijn vrouw werkt ook, zijn dochter studeert op een College in Denpasar. Hij heeft een nuchtere kijk op de wereld. Er wonen teveel mensen op deze aardbol. Oorlogen, hongersnood, aardbevingen en andere natuurrampen zijn een noodzakelijk kwaad om het aantal mensen te verminderen. Het hoort er nu eenmaal bij. Het is onvermijdelijk. Flegmatiek haalt hij zijn schouders op en zet ons om acht uur keurig voor het straatje naar ons B&B uit de auto.

In het restaurantje waar wij ons diner gebruiken, zijn wij de enigen die een alcoholisch drankje hebben. Alle jongeren om ons heen drinken water. Dat vinden wij heel gezond. Dus drinken wij dat ernaast.

Foto’s